De familie Coenraad

Totoks en Indo’s

Enige maanden na de Japanse inval in Nederlands-Indië begon de registratie van alle Nederlanders. Er werd daarbij een raciale onderscheid gemaakt tussen volbloed Nederlanders (totoks) en ge- mengdbloedige Nederlanders (Indo’s). De totoks en zij met weinig inheemse voorouders werden geïnterneerd, in de zogenoemde Jappenkampen terwijl de meeste Indo’s meestal “vogelvrij” en zonder inkomen buiten het kamp bleven (hun vaders en echtgenoten waren vrij- wel allemaal geïnterneerd). Zij konden amper aan eten, medicijnen of kleding komen. In september 1943 is de inter- nering van de Nederlandse gemeen- schap op Java nagenoeg volledig en ver- blijven naar schatting 35.000 mannen, 25.000 vrouwen en 30.000 kinderen in van de buitenwereld afgesloten woon- wijken, kloosters of scholen.

Buitenkampers

Wij woonden naast de politiekazerne in Blitar, maar nadat mijn vader gevangen werd genomen moesten we van de Japanners onze woning verlaten. Het gezin, moeder en 5 kinderen verhuisde, vanuit Blitar naar het huis van opa en oma Coenraad die in Ngoedjang woonden. Toen opa kwam te overlijden had mijn moeder geen inkomsten meer. Het werd voor hen moeilijker om in hun levensonderhoud te voorzien. Op het erf bevonden zich gelukkig fruitbomen en men verbouwde wat maïs. Ook waren er dieren aanwezig zoals koeien, kippen en geiten. Mijn moeder begon ook een ruilhandel in huisraad, sieraden en kleding. Hierdoor konden zij het een hele tijd redden.

Het leven buiten de kampen

De Indonesische nationalisten begonnen zich in de omgeving waar ons gezin verbleef ook al te roeren. Ons gezin werd soms door groepjes Pemoeda’s, dat waren vaak ben- des jonge inheemsen die losgeslagen door het oorlogsgeweld gewoon aan het moorden waren, geïntimideerd. Rampokken heette dat. Na verloop van tijd werden er ook nog 4 andere families in ons huis in Ngoedjang ondergebracht. Toen de echtgenoot van één van die families een bezoek bracht aan zijn gezin kwam opeens de Kempeitai, Japanse militaire politie, voorrijden. De Japanners kwamen voor deze man en hij werd op hardhandige wijze tegen de grond geslagen en op brute wijze in de auto geduwd. Deze gewelddadige gevangenneming heeft op mijn broers Otto en Robbie, die hierbij aanwezig waren, een enorme indruk ge- maakt. Verder hebben mijn broers en zus tijdens de Japanse bezetting geen noemens- waardige excessen meer meegemaakt waar ze blijvende last aan hadden overgehouden. Maar het bleven angstige tijden, omdat je nergens zeker van was. Elk moment kon er iets buiten je schuld om misgaan en uiter- aard misten ze mijn vader.

Angstige tijden

De ouders van mijn vader en de vader van mijn

moeder waren alle drie van gemengd bloed. Ze

waren Indische Nederlanders (Indo’s). Oma

Pijma daarentegen was een echte inlandse

vrouw

opa Coenraad
oma Coenraad
opa Pijma
In juni 2017 was ik in Indonesië en bezocht ook het kerkhof in Tulungagung waar opa en oma Pijma begraven lagen. Toen Indonesië nog Nederlands-Indië heette lagen ze op een Europees kerk- hof, maar na de onafhankelijkheid zijn die graven door de nieuwe machthebbers ontruimd en had de familie de overblijf- selen hier herbegraven. Inmiddels is dit kerkhof overvol. De graven van de ou- ders van mijn vader zijn er niet meer, omdat de hele familie Coenraad naar Nederland is gerepatrieerd en niemand de graven heeft bijgehouden denk ik.
Opa Pijma overleed op 19 januari 1942 op 55 jarige leeftijd in Bendosari. Zijn vrouw oma Pijma overleed 9 maanden later op 15 oktober 1942 op 70 jarige leeftijd ook in Bendosari (Ngantroe) Toeloengagoeng. De precieze geboortedatum van haar was niet bekend, wat misschien te maken had met het feit dat zij een inlandse vrouw was. Oma Coenraad Huyding overleed op 8 november 1950 en opa Coenraad in 1951.
Opa Coenraad
Opa Coenraad en mijn oudste broer Otto samen met anderen tijdens een trip.