De familie Coenraad

Tanjung Pinang

kaart Java
In 1947 werd ons gezin op transport gezet naar Batavia (het huidige Jakarta). Daar werden ze gehuisvest naast een kazerne waar Nederlandse soldaten gelegerd waren. Ook werd het complex bewaakt door Gurkha’s. Dit waren soldaten uit Nepal in Engelse dienst die bekend stonden als geduchte vechters. Deze Gurkha’s waren voor veel Indische Nederlanders, die in de kampen zaten, de grote helden. Zij waren het vooral die hen beschermden tegen de Indonesische extremisten gedurende de onafhankelijkheidsoorlog toen het Nederlandse leger op Java nog niet aanwezig was.
De Gurkha’s gin- gen toen de kam- pen of gevange- nissen in om deze Nederlanders vaak met zwaar geschut te be- schermen.
Kaart Indonesië
Tijdens het verblijf in Jakarta wist mijn moeder nog steeds niet waar mijn vader verbleef of dat hij nog wel in leven was. Hij werd bij het Rode Kruis als vermist opgegeven. Vanaf zijn gevangenneming in april 1942 tot heden in 1947 hadden zij taal noch teken van hem vernomen. Het gerucht ging zelfs rond dat hij was omgekomen tijdens de aanleg van de beruchte Birma spoorlijn. Weer brak er een onzekere periode voor ons gezin aan. Het Rode Kruis slaagde er gelukkig in om mijn vader op te sporen. Na 5 lange, onzekere jaren was het gezin eindelijk weer herenigd. Na deze hereniging trok men naar Soerabaya en van daaruit reisden ze naar Tanjung Pinang op het eiland Bintan in de Riau Archipel. Deze eilandengroep lag ten zuiden van Singapore. Mijn vader kreeg daar een baan bij de politie.
Op transport naar Jakarta
Gurkha’s, Nepalese soldaten in Engelse dienst.
Van Java naar Tanjung Pinang
Politie Tanjung Pinang
Tanjung Pinang
In Tanjung Pinang kreeg hij een baan bij de algemene politie in de functie van hoofdrechercheur. Deze functie hield in dat hij ook belast werd met het opsporen van opstandige lieden. Dat dit niet in dank werd afgenomen door de Indonesiër die vocht voor zijn onafhankelijkheid was niet verwonderlijk. Je kunt je voor- stellen dat het geen makkelijke omstandigheden waren waaron- der hij moest werken.
Naar verloop van tijd werd de situa- tie steeds gevaarlijker. Hij ontving dreigbrieven en ook op andere ma- nieren liet de Indonesiër blijken dat hij niet langer gewenst was in hun midden. Mijn broers en zus die op de lagere school zaten in Kiang, omdat daar nog les werd gegeven in het Ne- derlands, moesten vervoerd worden in een militaire jeep onder begelei- ding van militairen of politiemensen.
Dreigbrief Krant Tanjungpinang Pos 2013
Deze dreigbrief, gevonden op het internet, spreekt boekde- len. Of het echt waarheidsge- trouw is weet ik niet.
In deze krant van 2013 wordt mijn vader ook vermeld als hoofd van de recherche in dienst van de Nederlandse poli- tie. Tijdens een verhoor is een onafhankelijkheidsstrijder dood- geschoten door een agent. Wat de rol van mijn vader precies hierbij was wordt uit dit artikel niet duidelijk.
De situatie in Tanjung Pinang werd na de onafhankelijkheidsuitroep van Indonesië door Soekarno zo onveilig dat daar blijven wonen niet meer verantwoord was. Mijn vader werd steeds vaker bedreigd omdat hij loyaal bleef aan het Nederlandse gezag en weigerde om Indonesisch staatsburger te worden. Ook de situatie voor het gezin werd steeds onaange- namer en daarom vertrokken ze uit veilig- heidsoverwegingen naar Jakarta waar het huisvesting vond bij een Chinese familie. Hier verbleven ze ruim een half jaar.
Mijn oudste broer Otto woonde inmiddels in bij familie in Soerabaya. Daar woon- den nog drie zussen van mijn vader. Hij ging daar naar een Nederlandse middel- bare school, omdat die vorm van onder- wijs in Tanjung Pinang niet bestond. Zelfs de lagere school waar les werd gegeven in het Nederlands, was er niet meer, daarvoor moest men naar Kiang.
Mijn zus Liesje in Tanjung Pinang
Mijn zus Liesje bij de militaire jeep.
Dat het op Tanjung Pinang niet alleen kommer en kwel was tonen deze foto’s. Er waren ook heel veel plezierige momenten. Zeker voor de jongeren.
Terug in Tanjung Pinang In 2001 ben ik met mijn gezin teruggegaan naar mijn geboorte eiland. Daarvoor vlogen we eerst van Jakarta naar het eiland Batam en van hieruit ging het met een speedboot naar Bintan. Vanwege de kinderen hadden we geboekt op zo’n tropisch paradijs resort in het noorden van het eiland. Met mijn vrouw bezocht ik wel de stad Tanjung Pinang om een indruk te krijgen van deze plaats en om te kijken of mijn geboorte- huis nog bestond. De taxi chauffeur die we besproken hadden, had al van de resort- manager te horen gekregen wat ik in die stad graag wilde zien, want hij reed recht- streeks naar Jalan Jail, zonder dat we dat gevraagd hadden. Die straat bestond nog en er was ook de oude gevangenis. Het gebouw had nu wel een andere functie.
Als je vanaf de gevangenis de straat volgt die oplopend naar de grote weg loopt, zie je daar 3 huizen en rechts een ziekenhuis. Het middelste huis was onze woning in Tanjung Pinang , werd me door mijn broers en zus gezegd. Er liep inderdaad een straat die vanaf de gevangenis omhoog liep naar een grotere weg en daar stonden ook nog eens drie huizen, met rechts een ziekenhuis. Dat kon niet missen. Dat huis in het midden moest mijn geboortehuis zijn. De huidige Chinese bewoner kwam naar buiten gelopen voor een praatje. Hij beaamde dat dit inderdaad een heel oud huis was, maar van de familie Coenraad had hij nog nooit gehoord. Toen ik voor dat huis stond kwamen er geen herinne- ringen naar boven, noch voelde ik enige emotie.
Het was te lang geleden en bovendien was ik in die tijd nog te jong. Maar ik was wel blij dat ik er geweest was. Tanjung Pinang was veel groter dan ik me voorge- steld had. Het was een echte grote leven- dige stad. Toen ik in Nederland voor de kerk wilde trouwen, moest ik eerst bij de geestelijke mijn doopbewijs overleggen. Ik zei dat ik die niet had en dat het plaatsje, Tanjung Pinang waar ik gedoopt was, hoogstwaarschijnlijk niet meer bestond. Zo klein had ik me die plaats voorgesteld. Vaak moet je dingen eerst met eigen ogen gezien hebben om er een goed beeld van te kunnen krijgen
In deze stad op het eiland Bintan ben ik in 1949 geboren. Mijn geboortehuis lag tegen- over de Jalan Jail, de straat waar de gevan- genis lag. Kort na mijn geboorte werd mijn moeder ernstig ziek en kon ze me niet meer verzorgen. Deze zorg werd toen overgeno- men door meneer en mevrouw Ruttendjie, een kinderloos echtpaar. Meneer Ruttendjie was een collega van mijn vader bij de poli- tie. Omdat de ziekte bij mijn moeder aan- bleef houden heeft mijn vader een gebeds- genezer (dukun) uit de kampong ingescha- keld. Hij voorspelde dat mijn moeder ‘s avonds een verschijning zou krijgen en ze de dag daarop genezen zou zijn. Indonesië blijft het land van de stille kracht, want zijn voorspelling kwam uit, mijn moeder was aan de betere hand en knapte steeds meer op.
De situatie wordt steeds dreigender
Filmpje van mijn bezoek aan het geboortehuis en de gevangenis in Tanjung Pinang in 2001
Foto links boven: het echtpaar Ruttendjie dat mij de eerste tijd verzorgde. Foto rechts boven: samen met mijn moeder als baby. Foto links onder: Op de arm bij mevrouw Ruttendjie. Foto rechts onder: samen met mijn zussen Marietje en Liesje. Beiden zijn helaas al overleden.
Foto’s van mijn eerste levensjaren in Tanjung Pinang
Tanjung Pinang