De familie Coenraad
De republikeinse kampen tijdens de bersiap periode
De republikeinse kampen
Na de capitulatie van Japan zijn mijn moeder en de vijf oudste kinderen door de Indo-
nesiërs geïnterneerd van 19 oktober 1945 tot en met 23 mei 1947. Zij werden gevangen
gehouden in de republikeinse kampen in Toeloengagoeng, Trenggalek, Telogo in Blitar
en de koffie onderneming Gabroe ook in Blitar. De algemene gegevens die ik beschrijf
zijn afkomstig van de site “INDISCHE KAMPARCHIEVEN” aangevuld met de persoonlijke
ervaringen van mijn twee oudere broers Otto en Robbie.
Plaats: Toeloengagoeng
Residentie: Oost-Java
Regio: Java
Ligging: Toeloengagoeng ligt ongeveer 30 kilometer ten zuiden
van Kediri (Oost-Java). Ngoedjang ligt 4 kilometer ten noorden
van Toeloengagoeng.
De geïnterneerden bestonden uit mannen, vrouwen en kinderen.
Informatie: Een groot woonhuis met bijgebouwen in Ngoedjang
fungeerde in 1947 als verzamelplaats voor mannen, vrouwen en
kinderen die op korte termijn zouden worden geëvacueerd. Het
kamp was overvol. Elektrisch licht was er niet. Men kreeg onge-
veer 250 gram rijst per persoon en wat soja, suiker en zout. Het
eten kwam uit een gemeenschappelijke keuken. Er was één wa-
terput en de sanitaire voorzieningen bestonden uit enkele hurk-
toiletten boven een grote kuil. Een ziekenboeg was er niet. Erns-
tige zieken werden naar het ziekenhuis in Toeloengagoeng ge-
bracht. Er heerste veel malaria.
Dit was het eerste kamp waar ons
gezin terecht kwam. De
levensomstandigheden
waren volgens mijn broers
ellendig. De ruimtes waren
vochtig, overvol en zonder
elektriciteit. Het kamp was
aan de voorzijde omheind
met een stenen muur en
aan de achterkant was
een hek geplaatst. De
bewaking bestond
uit jonge Indonesiërs,
soms 15-jarigen bewa-
pend met bamboe-
speren. Heel intimi-
derend.
Kamp Ngoedjang in Toeloengagoeng
pemuda’s
Plaats: Trenggalek
Residentie: Oost-Java
Regio: Java
Ligging: Trenggalek ligt ten zuidwesten van Kediri.
Geïnterneerden: vrouwen en kinderen.
Aantal geïnterneerden: 207
Begin februari 1946 werden vrouwen en kinderen uit de gevange-
nissen van Toeloengagoeng en Trenggalek ondergebracht in een
school en een huis naast deze school. Meubilair, matrassen en
elektrisch licht ontbraken. De ruimten waren vochtig en donker.
Men ontving per persoon per dag 250 gram rijst en wat soja, suiker
en zout. Het eten kwam uit de gemeenschappelijke keuken in het
nabijgelegen mannenkamp. Het water was slecht. Van de drie
aanwezige putten was er maar één bruikbaar. Het sanitair bestond
uit latrines boven een sloot. Een ziekenboeg was er niet. Ernstige
zieken werden o-ver gebaracht naar het ziekenhuis in
Toeloengagoeng. Op zondag mochten de vrouwen hun mannen in
het mannenkamp bezoeken. In april 1947 werden de vrouwen en
kinderen overgebracht naar Ngoedjang.
Ons gezin werd op een gegeven ogenblik overgebracht naar
kamp Trenggalek. Dit was een schoolgebouw en wij deelden
een klaslokaal met vijf andere families. In dit kamp leden we
echt honger, want wat we als eten kregen was echt minimaal.
Mijn broers konden zich nog herinneren dat ze als ontbijt
gekookte maïs kregen en ‘s middags rijst met wat groenten.
Mijn moeder en toen jongste broer Johnny werden ziek en
verbleven ongeveer een maand in het hospitaal. Tot overmaat
van ramp werden ze ook nog door de daar aanwezige Indone-
sische kampbewakers gesard en gepest. Wij waren de hand-
langers van de belanda’s (Nederlanders) en hadden in de
nieuwe republiek Indonesië niets te zoeken. Naast het slechte
eten en de abominabele sanitaire voorzieningen maakten Otto
en Robbie in dit kamp ook voorvallen mee die bij hen veel in-
druk hadden gemaakt. Zo zagen zij dat er op een dag een
Japanse soldaat door jonge Indonesiërs werd opgebracht en
hij verplicht werd om met de ogen open urenlang in de felle
zon te kijken. Als hij met zijn ogen knipperde kreeg hij ervan
langs met rotanstokken. Wat zijn vergrijp was, was mijn
broers niet duidelijk. Toen een Indonesische werd betrapt die
stiekem voedsel bracht naar de gevangenen, moest deze uren-
lang met dat eten boven zijn hoofd in de felle zon staan.
Geen prettig gezicht voor jonge kinderen.
Van hieruit ging het weer terug naar het kamp Toeloenga-
goeng. Hier verbleven zij in het huis van de assistent resident.
In dit huis woonde ook de familie Ooijsen. Dit kamp werd be-
waakt door pemuda’s. Ons gezin bleef hier niet lang.
Kamp Trenggalek
Plaats: Blitar
Residentie: Oost-Java
Regio: Java
Ligging: Blitar ligt op Oost-Java, ten zuidwesten van Madiun. Telogo
lag ongeveer 5 km. ten oosten van Blitar.
Geïnterneerden: vrouwen en kinderen
Aantal geïnterneerden: 156
In een zestal huizen in het centrum van Telogo werden begin januari
1946 vrouwen en kinderen ondergebracht die eerder in de pastorie
in Blitar geïnterneerd waren. Meubilair was er nauwelijks, men sliep
op de grond. Oude zieke vrouwen kregen de zeven beschikbare bed-
den. Bij gebrek aan elektriciteit kwam het licht van de olielampen.
Men ontving per persoon per dag 200 gram rijst, 500 gram ketela
(zoete aardappel), 20 gram suiker en 40 gram gedroogde vis. Elk
huis had een eigen keuken. Er waren zes putten met goed water.
Omdat de toiletten onvoldoende waren, werden latrines aangelegd.
Kleding was schaars, de meeste geïnterneerden hadden alleen de
kleding die ze aanhadden bij aankomst in het kamp. Ook geld voor
het bijkopen van voedsel had men niet. Medische zorg werd ver-
leend door vier verpleegsters. Vanaf april 1947 fungeerde een zestal
huizen in het centrum van Telogo als kamp voor mensen die voor de
Indonesische nationaliteit hadden gekozen (Wara Negara Indonesia).
Zij waren afkomstig uit de kampen Petjinan (Toeloengagoeng) en
Pakoenden (Blitar).
Maar het was nog niet gedaan met het verhuizen, want het
volgende onderkomen werd het kamp Telogo. Dit kamp
bestond uit zes huizen (stenen vloer, houten wanden) in
het centrum van Telogo aan een weg omgeven door andere
huizen en omheind door een gedek (gevlochten bamboe-
wand). Dit kamp was eerst een “gewoon”vrouwenkamp en
daarna een kamp speciaal voor Warga Negara Indonesia.
Hier waren de levensomstandigheden iets beter en kreeg
men een redelijke behandeling. Er was nauwelijks meu-
bilair en men sliep gewoon op de grond. Er waren wel en-
kele putten met goed water. De Indonesiërs die het in dit
kamp voor het zeggen hadden vroegen aan mijn moeder of
ze het in overweging wilde nemen om Warga Negara te
worden. Om represailles te voorkomen heeft ze hierop po-
sitief geantwoord. De kamp-oudste van het Warga Negara
kamp, een zekere mevrouw Mesman, was volgens mijn
broers een hele strenge dame waarmee niet te spotten
viel. Ze was niet aardig, eerder een enge persoon.
Kamp Telogo Blitar
Verhaal van Otto en Robbie
Verhaal van Otto en Robbie
Verhaal van Otto en Robbie
Plaats: Blitar
Residentie: Oost-Java
Regio: Java
Ligging: de onderneming Gabroe lag ongeveer 20 km. ten oosten van
Blitar.
Geïnterneerden: vrouwen en kinderen
Aantal geïnterneerden: 106
In het huis van de administrateur op de onderneming Gabroe werden van-
af begin november 1945 vrouwen en kinderen ondergebracht die eerder in
Wingi geïnterneerd waren geweest. Zij moesten hun transport naar
Gabroe zelf betalen. In het huis was wat meubilair en tot 10 uur ‘s avonds
elektrisch licht. De meeste geïnterneerden sliepen op de grond. Men
kreeg ongeveer 200 gram rijst per persoon, 500 gram ketela, 20 gram
suiker en 40 gram gedroogde vis. Het eten kwam uit een centrale keuken.
Water van goede kwaliteit was er voldoende en ook waren er goede toi-
letten. Alle geïnterneerden hadden voldoende kleding, men mocht drie
keer naar huis om kleding op te halen. Één van de geïnterneerden was
verpleegster en daarnaast kwamen regelmatig een arts en verpleegster op
bezoek. Via het Rode Kruis konden brieven aan familie worden verstuurd
worden. Op 5 april en 4 juni werden pakketten van het Rode Kruis ontvan-
gen, één pakket per vier personen.
Het laatste kamp waar we geïnterneerd hebben gezeten
was kamp Gabroe II. Het was gelegen aan de Kali
Brantas (rivier de Brantas) bij Blitar. De onderneming
Gabroe lag ongeveer 7 km. ten noord-oosten van Wingi.
Dit kamp (naast het bekende Gabroe I) was onderge-
bracht in 4 of 5 kleine huizen. De afstand tussen beide
kampen was zodanig dat grammofoonmuziek in Gabroe I
konden worden gehoord in Gabroe II. Er waren geen
bedden zodat ze sliepen op matjes op de grond. Dage-
lijks kon water worden gehaald uit een bron bij de kali
(rivier) waar ook de mogelijkheid bestond om te baden.
Hoewel dit kamp wel werd bewaakt kregen de gevange-
nen toch meer bewegingsvrijheid. Ruilhandel werd oog-
luikend toegestaan. In dit kamp werd Otto ernstig ziek.
Hij had dysenterie en malaria en hierdoor zeer ver-
zwakt. Hij moest dan ook worden opgenomen in het
ziekenhuis.
Kamp Gabroe II in Blitar
Verhaal van Otto en Robbie
Kaarten republikeinse interneringskampen op Oost-Java waar ons gezin was geïnterneerd
kamp Ngoedjang
Kamp Trenggalek
De kampen Telogo en Gabroe bij Blitar
Mijn moeder en de vijf oudste kinderen die geïnterneerd
waren in de republikeinse kampen. Deze foto is enkele
jaren daarna opgenomen in Tanjung Pinang.
Nederlanders die de Japanse bezetting in Nederlands-Indië hebben mee-
gemaakt hebben vaak moeite uit te leggen dat juist de maanden na het
einde van de oorlog in augustus 1945 de meest bedreigende en sinistere
waren. In deze periode waarin de Indonesische revolutie gestalte kreeg en
er nog geen Nederlands leger was dat de orde kon bewaken, werden dui-
zenden Nederlanders en anderen vermoord door extremistische jeugdben-
des. Meer informatie over deze tijd is te lezen door te klikken op onder-
staande banner van het Historisch Nieuwsblad.
Otto
Louis
Robbie
Johnny
Marietje